(Nos. 22 en 24) De geschiedenis van dit huis, dat N. Westwaarts naast het huis de Heerenhelder staat, kan men leeren kennen uit de navolgende Bossche Schepenakten (Reg. n°. 267 f. 83 en 84 vso):
„Heer ende broeder Lambrecht Naets, prior des convents van der Hemelscher Poorte, genoempt Baseldonck, heer ende meester Coenrardt Ottonis van Asperen, licentiaet in der Gotheyt, canoniek der cathedrale kercke van St. Jhans Evangelist als scriptor des capittels der voors. kercke ende meester Jacob van Baelen, licentiaet in den rechten, tegenwoirdich schepen deser stadt van Shertogenbossche, ende inne dier qualiteyt provisoiren van den aermen scholieren, die men noempt Bonifanten bijnnen der stadt voors., gemechticht tot sgeens navolgende is uut crachte van drie distincte acten ende appostillen van consente ende auctorisatie, respective van den Eerwerdichsten heere ende vader in Gode, heere Gijsbrecht Masius, bisschop deser stadt, des heeren deken ende capittule der voors, kercke ende der drie leden deser voorg. stadt, enz., huys, erve, hoff ende afterhuys, enz., gestaen ende gelegen bijnnen der stadt Shertogenbosch in de Hijntemerstraet over de Geerlincsche brugge tussen den huyse ende erve der kijnderen ende erffgenamen Goyarts van der Dootleggen ter eenre syden ende tussen den erffnisse eertijts Daniels van Vlierden ter ander zyden, streckende van de gemeyn Hijntemerstraet achterwarts tot sekeren gracht aldaer ende welc huys, erve, hoff ende achterhuys, enz., wylen heer Henrick Buck, canoniek, als hy leeffde, der voors. kercke van Sint Jan Evangelist, maickende sijn testament, enz, verclarende, onder d'anderen dispositien daerinne begrepen, hadde gelaten ende gemaeckt tot behoeff van de voors. arme scholyeren, Bonifanten genoempt, gelijck in den instrumente daeraff voor Jannen van Vessem als openbaer notaris ende sekere getuygen gepasseert, breeder staet begrepen, wesende van der date den lesten dach der maent
| 518 |
novembris int jaer ons Heeren 1401, hebben sy wittelick ende erffelick opgedragen enz. Henricken, sone wylen Reyners, sone Daniels Loyen, knokenhouwer, ende dit by maniere van erffmangelinghe tegens sekere des voors. Henrix huys, poirte, hoff, ledige erffenisse ende afterhuys, enz. staende bijnnen deser stadt Shertogenbossche opten Papenhuls, by den voorn. Henricken op heden date deses tot behoeff der voors. Bonifanten getransporteert. 4 Januari 1601 1).
Kennelijck sy eenen yegelicken, dat alsoe Jouffrouwen Johanna, Henricxken ende Margriet, gesusteren, dochteren wylen Jans van Vlierden, van denselven Jannen ende Jouffr. Lana, zijn huysvrouwe, dochtere wylen Goyarts, sone wylen Aelberts de Jeger, sone wylen Henricx de Jeger, tsamen verweckt, ende Daniel van der Ameyden, sone wylen mr. Aerts van der Ameyden Danielssoen, als wittich man ende momboir van Jouffr. Gertruyt, zyne huysvrouwe, dochter des voors. Jans van Vlierden ende jouffrouwe Lane, beddegenooten, als se leeffden, seeckere erffenisse, gelegen bijnnen Shertogenbosch, ter plaetse geheyten Papenhuls, tussen erve des convents van Sinte Clara in Shertogenbosch ter eenre zyden ende tussen den erve Henricx van Broechoven, daernae zijn erffgenamen ende daerna des capittels der Kercke van Sint Jan Evangelist inder voors. stadt ter andere zyde, tsamen met alle ende eenyegelicken den timmeraigien, op te voors. erffenisse soe voor als achter staende, erffelick op gedragen hadden 2) Danielen van Vlierden, sone wylen Daniels. Ende alsoe daernae 3) mr. Aelbert van Vlierden 4),
| 519 |
comparerende voor Jasparen van Esch, openbaer notaris en de seeckere getuygen, 't voors. huys encle erffenis hadde opgedragen den voors. Jasparen van Esch tot behoeff van Heer Claes van Roey (of Rode), priester. Ende alsoe daernae Geerartken, Jenneken, Maryken ende Mechtelt, gesusteren, dochteren wylen Geerarts, sone van Udo van Gerwen, voor hen selven ende oick voor Willemen, hennen broeder, ende Anneken, hen suster, kijnderen des voors. Geerardts van Gerwen ende voor Jannen van Grevenbroeck, als wittich man van Stijntken, zijn huysvrouwe, dochter des voors. Geerarts van Gerwen; Henrick de Raet als man van Henricxken, dochter Willemen van Cuyck, etc, de voors. erffenissen met hennen timmeragien, soo voor als achter alsdoen aldaer gelegen ende streckende van de voors. straet den Papenhuls genoempt totten gemeyn water, aldaer achter vlietende, erffelicken opgedragen hadden Symonen 5), sone wylen Henricx 6) Voets, ende alsoe daerna de voors. Symon, sone wylen Henricx Voets ende nagelaten weduwer van Margriet, zijn huysvrouwe, dochter wylen Huyberts Wonders 7), enz., de voors. erffenissen met hennen timmeragien, soe voor als achter, alsdoen wesende huys, poirte, ledige erffenisse ende afterhuys, gelegen ter plaetsen voors. tussen den erffenisse des convents van Ste Clara bijnnen Shertogenbosch d'een zyde ende tussen huys ende erven der heeren Deken ende Capittelle bijnnen der voors. stadt d'ander zyde, streckende van de gemeyn straet, genoempt den Papenhuls, totten gemeyne water daerachter loopende, den 23 January 1599 wittelijck ende erffelick opgedragen ende over- | 520 |
gegeven hadden Henricken, zone wylen Reyners, sone Daniels Loyen. Soo is gestaen voor Schepenen ondergescreven de voorgenoempde Henrick, sone wylen Reyners, sone Daniels Loyen, 't voors. huys, poirte, hoff, ledige erffenisse ende afterhuys, enz. heeft hy wittelick ende erffelick opgedragen, ende overgegeven mits desen heeren ende broedere Lambrecht Naets, prior des Convents van de Hemelse poirte, genoempt Bazeldoncq, enz., als provisoren van den armen scholieren, genoempt Bonifanten, tot behoeff derselver arme scholieren, Bonifanten genoempt, enz. ende dit by maniere van erffmangelinge tegen seeckere der voors. armer scholieren huys, erve ende hoff, gestaen ende gelegen in Shertogenbosch in de Hijnthamerstraet over de Geerlicxe brugge, enz. 4 Januari 1602. Tengevolge dezer ruiling werden de Bonenfanten van hun gesticht, dat aan de Hinthamerstraat stond ter plaatste, waar men thans de Parochiestraat heeft, overgebracht naar het hierbedoeld huis.
Wie zij waren leert ons Jhr. A. van der Does de Willebois in zijn reeds meermalen aangehaald werk Studiebeurzen II blz. 203 en vlgd.; wij zien daar ook, dat toen den Bosch zich in 1629 aan de Staatschen had moeten overgeven, de geestelijke, die aan het hoofd van het gesticht der Bonenfanten stond, die stad verliet, zijne scholieren, de Bonenfanten genaamd, met zich nemende om die elders onder dak te brengen. Het hierbedoeld huis der Bonenfanten is daarop ook, als zijnde geestelijk goed, ten behoeve van den Staat verbeurd verklaard. Toen de Staten Generaal in 1650 dat huis en de andere goederen, welke behoorden tot de stichting der Bonenfanten, wilden losmaken van het beheer van den Rentmeester der binnen den Bosch gelegen geestelijke goederen, (welke titularis alstoen was Pieter Schuyl de Walhorn, hier voren op blz. 507 reeds genoemd, die van hen reeds vele jaren te voren het hierbedoeld huis ter bewoning had gekregen) en die goederen tevens wilden stellen onder het afzonderlijk beheer van Florentius Schuyl, in Dl. I blz, 382 ook reeds genoemd, kwam daartegen op Franchois Aelbert
| 521 |
Bailliou, borger en notaris tot Shertogenbosch, (die, zooals de Willebois t.a.p. vermeldt, vroeger een kweekeling van dit Bonenfantenhuis was geweest en nu door Godts voorgaende verlichtinge een litmaet geworden is van de waere gereformeerde religie,) bij een brief aan den Raad van State, waarbij hij betoogde, dat goederen van de stichting der Bonenfanten waren verduisterd door den daarover door dat College aangestelden onderrentmeester Pieter de Louw en waarbij hij daarom verzocht daarover tot rentmeester te worden aangesteld. Bailliou had daarmede echter geen succes, daar toch de ontrouwe onderrentmeester zulks bleef totdat deze stierf in 1670, een insolventen boedel nalatende. Den 18 December 1660 (Reg. n°. 419 f. 399) had reeds Cornelis Cuchlinus, als daartoe gemachtigd door den Raad van State, het hierbedoeld Bonenfantenhuis, thans geheeten wordende: seeckere huysinge ende erffenisse, nu jaeren lange bewoont geweest by den (voornoemden) Rentmeester (Pieter) Schuyl van Walhorn, aan dezen, die toen ook nog president-schepen van den Bosch was, verkocht. Een van diens zonen zal geweest zijn Jacob Schuyl van Walhorn, over wiens begrafenis in de onuitgegeven Bossche kroniek het volgende voorkomt: „Naer dat Joncker Jacob Schuyll de Walhorn, regerende president deser stadt, tot groote droeffenisse van de borgerye op den 13 Augusti 1697, sijnde dijnsdagsmorgens omtrent ten seven uren is overleden, is op den 20 dito smiddags begraven met elff carossen; sy reden door de Clarastraet, Hintamerstraet recht over de Merckt neffens het Stadthuys, Achter het Gult Harnasch om, achter het Stadthuys door de Verwerstraet ende soo door de Peperstraet naer Sint Janskerck".
Zijn andere zoon was de op blz. 507 reeds genoemde Wilhelm Schuyl de Walhorn, die van hem het Bonenfantenhuis erfde, dat van dezen weder werd geërfd door diens zuster Maria, van wie het erfde haar zoon mr. Johan Hendrik van der Does, die het op zijne beurt naliet aan zijnen zoon mr. Willem van
| 522 |
der Does; deze verkocht het 5 Juni 1772 (Reg. n°. 591 f 297 vso) aan Hermanus Gerbade, woonachtig te den Bosch; het werd toen gezegd te zijn huis en erf, staande op den Papenhulst naast het huis van hem en de erven van zijnen broeder mr. Johan Hendrik van der Does, ex uno en den moestuin van pastoor du Tromp, ex alio. Van Hermanus Gerbade erfde ook dit huis diens weduwe Agatha van Heurn, waarna de hiervoren reeds genoemde executeur van haar testament het 17 December 1805 eveneens aan den architect Willem Hubert senior verkocht. Den 14 Augustus 1810 werd het gekocht door Hendrik Willem Staltius den Appel en thans is het het eigendom van de erven van mr. Emile van Zinnicq Bergmann, in leven lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal en rijksadvocaat te den Bosch; het heeft nog altijd eene poort. | 523 |
Noten | |
1. | Moet zijn 1602. |
2. | Dit geschiedde bij Schepenakte van den Bosch van 23 Januari 4522 (Reg. no. 423 f. 72), waarin nog vermeld staat, dat de voorschreven „erffenisse" aan genoemden Aelbert de Jeger Henricxzoon was verkocht geweest door Arnd en Geerlick de Roover, zonen van Emondus de Roover, ridder, alsmede door Ghyselbert en Jutta, kinderen van Willem Coptiten. |
3. | Dit was 19 April 1523. Zie Schepenreg. van den Bosch no. 238 f. 371. |
4. | Hij was zoon van Jan van Vlierden en Lana de Jeger voornoemd en had den 19 Februari 1522 het hierbedoeld huis genaast. |
5. | Hij kocht dit huis 2 Maart 1581 (Reg. no. 238 f. 371). In 1588 (Reg. no. 245 f. 295) verleende hij aan Joris Suyskens Romboutszn eene grondrente uit dit huis, dat alstoen gezegd werd te zijn: huis, erf, achterhuis met eene poort en ledige plaats, staande aan de Papenhulst tusschen het huis van heer en mr. Petrus de Ruyter, priester en kanonik der St. Janskerk te den Bosch ex uno en het erf der Clarissen ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze. |
6. | Deze was de zoon van Willem Voets. |
7. | In eene Bossche Schepenakte van 1590 (Reg. no. 255 f. 154 vso) wordt hij Ghijsbert Wonders geheeten. |
2009 |
Robčrt van LithInloophuis daklozen komt aan de PapenhulstBrabants Dagblad donderdag 5 november 2009 |
1875 | L.M.H. Vermeulen (firma P.J. Vermeulen) zoutzieder en handelaar in zachte zeep |
1881 | L.M.H. Vermeulen (firma P.J. Vermeulen, zoutzieder en handelaar in zachte zeep) |
1908 | (Papenhulst F 94-94a): jhr. H.F.J.M. Verheijen (Secr. van het College van Regenten over de gevangenissen) - Firma P.J. Vermeulen (zoutziederij) |
1910 | jhr. H.F.J.M. Verheijen (Secr. van het college van Regenten over de gevangenissen) |
1910 | Firma P.J. Vermeulen (zoutziederij) |